Nieuwe wetenschap in de wetlands - Waterecoloog Mennobart van Eerden doet ruim 50 jaar baanbrekend onderzoek in het IJsselmeergebied

Het was begin jaren zeventig dat de Groningse Mennobart van Eerden de nog maar pas drooggelegde Flevopolder voor het eerst bezocht. Sindsdien is hij verknocht aan de wetlands en watervogels. Hij ging biologie studeren en werkte 42 jaar als watersysteemecoloog voor Rijkswaterstaat. Ook na zijn pensionering is hij nog actief als onderzoeker in wat nu Nationaal Park Nieuw Land heet. 'Ik laat graag zien dat al deze gebieden echt bij elkaar horen.'

Twee jaar na de inpoldering was zuidelijk Flevoland nog een grote wildernis waar veel kiekendieven, ruigpootbuizerds, velduilen en ganzen op afkwamen. Ook op de jonge Mennobart had het gebied - juist vanwege deze vogelrijkdom - een enorme aantrekkingskracht. Een paar keer paar jaar werd hij door zijn ouders vanuit Groningen naar Harderwijk gebracht om vervolgens over de circa 20 kilometer lange Knardijk naar Lelystad te lopen. 'Die pioniersfase was echt heel bijzonder. Het was nog een verboden gebied omdat je in die natte en zachte bodem zo kon wegzakken. Maar vanaf de dijk zag je al heel goed hoe snel de natuur zich aanpaste. Er verschenen andere planten, zoutwatervissen maakten plaats voor zoetwatervissen en allerlei vogelsoorten trokken hier in duizendtallen naartoe. Ik dacht: wat gebeurt hier? Hoe kan dat? Dat fascineerde me enorm.'

Een paar centimeter diepteverschil is allesbepalend voor welk plantje er staat.

Doctoraalonderzoek

Als biologiestudent gebruikte Mennobart zijn fascinatie voor een doctoraalonderzoek in de Lauwersmeer, waarin hij echt ging meten en kwantificeren wat er in de polder gebeurde. Dat was in Europa nog nooit eerder op zo'n detailniveau gedaan. 'Je kijkt dan tot aan de kleinste plantjes naar de dichtheid van soorten en je brengt in kaart welke zaden er in de keutels van watervogels zitten. Zo kun je sommetjes maken en verbanden leggen tussen voedselrijkheid en bepaalde vogelsoorten. En vooral ook laten zien hoe dat zich door de jaren heen ontwikkelt. Uiteindelijk heeft deze studie ertoe bijgedragen dat ik een aantal jaren later door de Rijksdienst voor IJsselmeerpolders ben gevraagd voor hen aan de slag te gaan. Dat was dus dezelfde Rijksdienst bij wie ik ooit illegaal door hun gebied had gelopen! Later is dat natuurlijk Rijkswaterstaat geworden, maar ik ben daar altijd blijven werken.'

Inpoldering Markermeer

De opdracht waarmee Mennobart in 1979 aan de slag ging, was om te onderzoeken wat de gevolgen van een eventuele inpoldering van het Markermeer zou beteken voor de watervogels. Hij bevond zich daarbij als enige waterbioloog in een bont gezelschap van landbouwkundige ingenieurs, geologen en scheepsarcheologen die weinig affiniteit hadden met de natte natuur. 'Dit waren allemaal polderaars die met een heel ander belang naar het meer keken dan ik. Na drie jaar onderzoek, waarbij ik soms letterlijk het diepe in ging om te kijken hoe duikeenden achter mossels en visjes aangaan, was mijn conclusie dat drooglegging het einde zou betekenen van het rijke vogelleven in dit gebied. Ik zal niet beweren dat dankzij mijn rapport de inpoldering niet is doorgegaan, maar het heeft ongetwijfeld een rol gespeeld. Belangrijker was waarschijnlijk de verminderde behoefte aan grootschalige landbouw waar de toekomstige Markerwaard plaats aan zou bieden.'

Hand aan de kraan

In de jaren daarna heeft Mennobart mede vormgegeven aan de Oostvaardersplassen en het cyclische waterpeilbeheer in het moerasgebied. Daarnaast zette hij een systeem op van maandelijkse vogeltellingen vanuit de lucht, dat inmiddels ruim 40 jaar aan gegevens over de vogelstand in het IJsselmeergebied heeft opgeleverd.  'Vanuit de kennis en ervaring die ik inmiddels had opgebouwd, wist ik dat wetlands gebaat zijn bij een goede dynamiek in het waterpeil. Die was er op dat moment niet, dus we zagen dat de natuurwaarde van het moeras achteruitliep en telden steeds minder reigers, lepelaars, eenden en ganzen. Toen hebben we eerst geprobeerd om het waterpeil 's winters hoog te houden en 's zomers laag, zoals het in de natuur eigenlijk altijd gaat. Dat bleek onvoldoende te werken voor grootschalig herstel van het moeras in de Oostvaardersplassen. Voor het open water van het Markermeer en het IJsselmeer hebben we - vanuit landbouwoogpunt en waterveiligheid - zelfs een omgekeerd peilregime ingesteld, met ’s winters een peil dat 20 centimer lager staat dan ’s zomers. De boer wil in de winter immers kunnen spuien en in de steeds drogere zomers water kunnen innemen. En omdat al deze gebieden met elkaar in verbinding staan, heeft dat ook weer effect op het waterpeil in Marker Wadden en het ecosysteem dat hiervan afhankelijk is. Ons onderzoek gaat hierover meer inzicht opleveren, maar wat we nu al weten is dat een paar centimeter diepteverschil allesbepalend is voor welke vogel er kan lopen of welk plantje er staat.'

Moerasreset

De Oostvaardersplassen zijn in 2022 voor de tweede keer in het bestaan gedeeltelijk drooggelegd. Met deze zogenoemde reset, die de vorige keer vier jaar duurde (1987-1991), krijgt de biodiversiteit weer een nieuwe impuls. Mennobart: 'Het permanent hoge water maakte het gebied vooral aantrekkelijk voor ganzen die zich tegoed doen aan jonge rietstengels. En onder water aten met name karpers de muggenlarven op, die daardoor niet ter beschikking kwamen aan de steltlopers. Door het gebied nu weer een paar jaar droog te zetten, verjongt het zich en kan het riet zich weer uitbreiden en stevig wortelen zodat het straks weer jarenlang bestand is tegen het water. En tegelijk is dit natuurlijk weer een mooi experiment om te kijken welke invloed de lage waterstand in de Oostvaardersplassen heeft op de flora en fauna, hier én in de andere gebieden, zoals Marker Wadden en Trintelzand. Met behulp van nieuwe technologie, zoals zendertjes, warmtebeeld- en bewegingscamera's, kunnen we zien waar wintertalingen en ander watervogels zich bevinden en hoe ze profiteren van de zaden van de pionierplanten. Dat is het onderzoek waar ik mij op dit moment mee bezighoud, samen met mijn vrouw die ook bioloog is. Heel mooi om dat samen te kunnen doen in dit prachtige gebied.'

Andere interessante onderzoeken